Een tussenstructuur om de druk op de ziekenhuizen te verlichten

Door de pandemie gingen in 2020 meerdere projecten van start. Een van die projecten was een tussenstructuur om de overbevolking van de ziekenhuizen tegen te gaan. Onder leiding van Iriscare is die regelmatig aangepast om de ziekenhuisstructuren te kunnen ondersteunen op het hoogtepunt van de crisis.

Iriscare reeg in 2020 de nieuwe opdrachten aaneen die rechtstreeks verband hielden met de gezondheidscrisis. Een van de gestarte projecten is de oprichting van een tussenstructuur. Die diende om COVID-19-patiënten op te vangen die geen intensieve zorg meer nodig hadden, maar nog niet naar huis konden en mogelijk nog besmettelijk waren. Het doel was om de ziekenhuizen te ontlasten. “Na instructies te hebben gekregen van het kabinet van Alain Maron, is Iriscare begin april 2020 begonnen met dit project. We werkten er meerdere weken aan en legden contacten met verschillende partners, van het Rode Kruis voor het beheer en de verzorging tot de plaats die de structuur zou huisvesten (La Petite Île),” zegt Anne Ottevaere, adjunct-leidend ambtenaar van Iriscare. “Uiteindelijk werd het project opgeschort omdat de cijfers verbeterden en de intensive zorgafdelingen niet meer overbezet waren, maar enkele weken later werd het opnieuw gelanceerd. Het moest klaar zijn in oktober om in een eventuele tweede golf de ziekenhuizen te kunnen ondersteunen.

Een evolutief project

Dit project voor een tussenstructuur kwam tot stand in een zeer bijzondere context. De situatie was uitzonderlijk en schommelde dagelijks. Dit project moest dan ook evolutief zijn; alles werd in het werk gesteld zodat we de tussenstructuur op elk moment konden inzetten en aanpassen aan de situatie. De eerste grote verandering had gevolgen voor de rol van Iriscare in het project. In de eerste versie kon Iriscare het project alleen financieren via een facultatieve subsidie, zelf de tussenstructuur oprichten was evenwel niet mogelijk. “Tussen de eerste twee versies van het project werd een bijzonderemachtenbesluit uitgevaardigd zodat Iriscare bevoegd zou zijn om zelf de oprichting van een tussenstructuur te organiseren,” legt Anne Ottevaere uit. Naar aanleiding van deze nieuwe bevoegdheid kon het project aangepast worden: deze keer huurde Iriscare de infrastructuur (lokalen, kamers, bedden enz.) en zorgde ervoor dat de tussenstructuur materiaal en personeel had. Alles werd bedacht om op tijd voorbereid te zijn, of het nu ging om patiëntenvervoer, de verzekering van het personeel, de infrastructuur of de levering van het nodige materiaal. Toen de cijfers echter stabiliseerden, werd het tussenstructuurproject echter opnieuw opgeschort voor het effectief opgestart was. Door de komst van een derde golf in december 2020 werd een nieuwe versie ontwikkeld, die in 2021 voltooid werd. Om zich aan te passen aan de evolutie van de pandemie veranderde het project van koers, wat een tweede belangrijke evolutie was ten opzichte van de eerste versie. “Het is de bedoeling om mensen die door COVID-19 in het ziekenhuis opgenomen waren en nog aanzienlijke of gespecialiseerde zorg nodig hebben, door te verwijzen naar twee ziekenhuisstructuren. Als ze later geen intensieve zorg meer nodig hebben, worden ze overgeplaatst naar rusthuizen. Het plan is dus niet langer om met één enkele voorziening te werken, maar om een voortdurend bijgewerkte inventaris te hebben van rust- en verzorgingstehuizen met beschikbare plaatsen die bereid zijn deze COVID-patiënten voor een beperkte periode op te vangen,” licht Anne Ottevaere toe. “Het is dus veeleer een netwerk dan een tussenstructuur. De rol van Iriscare is dus de nodige informatie ter beschikking stellen over beschikbare plaatsen in rust- en verzorgingstehuizen.

Succesvolle samenwerkingen

Iriscare zorgde ervoor dat het project zo snel als nodig uitgevoerd kon worden. Daartoe werd het project verschillende keren aangepast aan de evolutie van de crisis. Dit was mogelijk dankzij de hulp van diverse partners. “Er waren veel succesvolle samenwerkingen tijdens de hele duur van het project, zowel met het kabinet van Alain Maron als met de Diensten van het Verenigd College, die in de laatste versie van het project zorgden voor het ziekenhuisaspect,” verduidelijkt Anne Ottevaere. “Verder werkten vele diensten van Iriscare samen, zowel de dienst Instellingen voor Personen met een handicap en voor Ouderen, de Juridische dienst, de dienst Gebouwen, de directie Budget, Financiering en Monitoring als de verschillende artsen van Iriscare.”

Na een jaar van geslaagde inspanningen en samenwerkingen, is het nog niet nodig geweest de tussenstructuur in te schakelen. “Iriscare stond dankzij dit project altijd klaar om direct te kunnen reageren als dat nodig was,” besluit Anne Ottevaere. “De cijfers zijn gelukkig verbeterd waardoor het project niet voortgezet moest worden. Uiteindelijk is het dus een goede zaak dat we het project nog niet hebben moeten gebruiken.